Ilya’s lessons learned: gebiedsontwikkeling en erfgoed – vanuit de plek én gebruiker
13 september 2021
In 2020 vierde TML haar 20-jarige bestaan. Als hecht team hebben we veel expertise opgebouwd in het management en gebruik van archeologie en erfgoed. In opdracht van een brede mix aan overheden en marktpartijen groeide het palet aan kleine en grote projecten op talloze plekken door het land en over de grens. Daar zijn we trots op en die kennis delen we graag.
De adviseurs van The Missing Link schreven vanuit hun specialismen de lessons learned op in persoonlijke artikelen. Ilya Lindhout is de tweede in de reeks met een stuk over gebiedsontwikkeling en erfgoed.
– Ilya Lindhout, The Missing Link
Gebiedsontwikkeling en erfgoed vanuit de plek én gebruiker
The Missing Link werkt al 20 jaar aan het verbinden van erfgoed en ruimtelijke ontwikkeling: twee werelden die vaak ver van elkaar afstaan. Erfgoed is namelijk meer dan alleen van historische waarde, je kunt er ook in het heden iets mee doen. Én in de toekomst. Maar hoe zet je erfgoed in om een sociaal duurzame plek binnen die ruimte te creëren? Bovendien, als je zegt dat een plek met erfgoed voor mensen betekenisvol en onderscheidend kan zijn, hoe doe je dat dan? Uitgaan van het verhaal van de plek en zorgvuldig ontwerpen is één, de daadwerkelijke bewoners en gebruikers van die plek daarin betrekken, is misschien nog wel belangrijker.
Stadmaken
In veel gevallen zien we nog dat gebiedsontwikkelingen door marktpartijen worden gedragen, waarbij de overheid stuurt op (sectorale) kaders (RCE 2014:14). plannen worden vanaf de tekentafel gemaakt om stad te ‘maken’. Maar wie zijn eigenlijk de mensen die een stad écht maken? Vooral de inwoners – de gebruikers van een plek – doen dat daadwerkelijk. Zij geven actief vorm aan een stad en aan het ervaren van een plek. Michiel Schwarz (2016) omschrijft ze als het ware als de ‘ontwerpers’ van onze eigen leefomgeving. We kunnen niet spreken van ‘stadmaken’ zonder de mensen te betrekken die de plekken bewonen, ervaren en er betekenis aan geven. Toch blijven deze stadmakers vaak figuranten op de achtergrond die te weinig betrokken worden in het maak- en ontwerpproces van de stad. Oftewel: het wordt voor hen ontworpen, niet door hen.
Multiperspectiviteit in plaats van monocultuur
Erfgoed levert een niet te onderschatten bijdrage aan de mate van betrokkenheid met en de leefbaarheid van een plek. Erfgoed kan er namelijk voor zorgen dat een stad leeft, of juist het tegenovergestelde: dat de stad enkel wordt beleefd. Dit speelt in steeds grotere mate in steden met een belangrijke historische binnenstad, zoals Venetië, Praag of Brugge. De historische binnenstad lijkt in deze gevallen er voor niets anders te zijn dan om bezichtigd te worden. En dat brengt risico’s met zich mee. J.C.A. Kolen (2007) stelt dat erfgoed steeds vaker als marketingproduct – als ‘sausje’ met de duiding ‘streekeigen’ – op de voorgrond lijkt te treden en als unicum wordt gepresenteerd. Een dergelijke benadering kan ook leiden tot eenzijdigheid. Amsterdam ‘is’ de stad van de Gouden Eeuw, Rotterdam ‘is’ de stad van de hedendaagse stedenbouw en architectuur, Leiden ‘is’ Rembrandt en Eindhoven ‘is’ Philips, noemt Kolen als voorbeeld. In elke situatie zijn er echter meer mogelijkheden geweest dan de betekenis die wij achteraf toekennen. Historicus Rob van der Laarse omschrijft het als een ‘toeristisch attractieve vitrine’ waarin erfgoed wordt geplaatst, waarbij de focus puur op de beleving en één enkel perspectief ligt (Dibbits 2011: 25). Dat leidt op den duur tot verstening en vervlakking. Het stedelijke landschap wordt als het ware een monocultuur: een landschap waarin alles op elkaar lijkt en hierdoor weinig onderscheidends meer heeft.
Daarnaast verschuift de betekenis die wij aan dit erfgoed toekennen. Wat voor de één belangrijk is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Bovendien herdefinieert iedere generatie het begrip erfgoed en het erfgoed zelf ook. In de studie Tabula Scripta stelt Jarrik Ouburg (2019) dat we moeten leren begrijpen hoe mensen reageren op een gebouw, plein of straat en vanuit dat oogpunt zouden moeten ontwerpen. Volgens Ouburg wordt de ervaring van een plek dan ook grotendeels bepaald door de geestelijke en culturele associaties van het individu, in plaats van de fysieke verschijningsvorm en ruimte. Deze associaties zijn aan de ene kant gebaseerd op herinneringen en aan de andere kant op verwachtingen. Elke ervaring is uniek en er is geen finale realiteit. Dat heeft enorme implicaties voor het ontwerpen met erfgoed in gedachten. Het betekent dat je vooral sturend moet kunnen zijn om een succesvol project te realiseren. Vanuit deze gedachte kunnen
we niet alleen meer ruimte voor verschillende interpretaties ontwerpen, maar deze ook aanmoedigen. Door multiperspectiviteit rondom erfgoed centraal te stellen, ga je bovendien mogelijke processen van uitsluiting van gemeenschappen of individuen tegen.
Dialoog voor het behoud van leefbaarheid
Anno 2021 gaat het niet alleen meer om het beheer en behoud van cultureel erfgoed of een plek, maar om het behoud van leefbaarheid. In de steeds sneller groeiende stad vraagt dat om een sterke samenwerking. De erfgoedprofessional beschikt bij uitstek over de kwaliteit om mensen te verzamelen en het verhaal, het narratief van een plek, bloot te leggen en te presenteren. Die informatie moet vanaf het eerste moment gezocht worden bij de gebruikers van een plek om een netwerk te mobiliseren en gemeenschappelijke ambities te formuleren. Dat gaat verder dan alleen inspraak, het gaat om het actief in gesprek gaan met de gebruikers, zodat het delen van herinneringen, emoties en wensen wordt gestimuleerd. Riemer Knoop legde dit in een gesprek in 2018 helder uit: “er bestaat niet zoiets als één identiteit, en die haal je ook niet op bij mensen. Het gaat om de werkwoordsvorm ‘identificeren’: een relatie aangaan met een plek. Het gaat om het proces van waardevorming, dat bij elke betrokkene of stakeholder verschillend is. Daarbij speelt de context in de tijd ook een belangrijke rol. Vanuit elke periode ontstaat er een nieuwe ‘laag van identificatie’, waarbij het materiële onlosmakelijk verbonden is met het immateriële”. Een dialoog met gebruikers levert verschillende perspectieven op en brengt een rijkheid aan verhalen, ervaring en kennis over het gebied en de mensen naar boven.
Cultuurhistoricus Willem Frijhoff (2007) omschreef dit proces met het begrip ‘dynamisch erfgoed’. Hij legt hiermee uit dat “cultureel erfgoed niet iets is van het verleden, maar cultuur van en voor de toekomst – cultuur die tot stand komt in maatschappelijk dynamiek”. Dynamisch erfgoed moet begrepen worden als een modus om toekomstgericht erfgoed te ontwikkelen, door niet alleen een object of een gebouw uit het verleden te presenteren, maar door er gebruik, handelingen, zingeving en representatie aan te koppelen. In die zin vindt er een toekomstgericht selectieproces plaats van wat wij als erfgoed willen vanuit een gewenste identiteitsvorming. Dynamisch erfgoed is dus niet in de eerste plaats gericht op consumptie, maar op productie van erfgoed (Frijhoff 2007: 8-9, 19).
Placemaking en dynamisch erfgoed
Deze uitgangspunten benadrukken het belang van investeren in het aangaan van een dialoog met bewoners, ondernemers en gebruikers, zodat de feitelijke gebeurtenissen meer dimensie krijgen. De werkwijze ‘placemaking’ heeft sterke gelijkenissen met dynamisch erfgoed en kunnen elkaar in essentie mooi versterken bij gebiedsontwikkeling. Placemaking is kort gezegd: werken aan steden die gericht zijn op het belang van mensen. Het is een manier om verschillende spelers bij elkaar te brengen om samen meer middelen, ideeën en creativiteit te genereren voor de inrichting van de openbare ruimte. Als een verlengstuk van elke gemeenschap. Stedenbouwkundigen als Jane Jacobs en William H. Whyte brachten placemaking in de jaren ‘60 meer onder de aandacht. Zij introduceerden hun baanbrekende ideeën over het ontwerpen van steden voor mensen en hun welzijn, en niet alleen voor auto’s en winkelcentra. Mensen wonen niet in steden, ze leven in steden, zo was de gedachte. Jacobs moedigde eigenaarschap van de straten aan bij de alledaagse burger door middel van het
nu beroemde idee “eyes on the street”, terwijl Holly Whyte de belangrijkste elementen schetste voor het creëren van levendige sociale plekken in de openbare ruimte (Project for Public Spaces 2007). Sindsdien is er een complete theorie over placemaking ontwikkeld en een daarbij horende werkwijze.
Net als dynamisch erfgoed richt placemaking zich niet op een enkel object, afzonderlijk gebouw, infrastructuur of groenaanleg, maar op de integrale publieke ruimte en de mens. De plek staat dus centraal, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ‘space’ en ‘place’, tussen ‘ruimte’ en ‘plek’ (Timmermans 2013: 32). Een plek is een ruimte die je kunt gebruiken, met veel functies, waarden en menselijke energie. Hoewel plekken in eerste instantie een persoonlijke betekenis
hebben voor veel mensen, blijkt uit onderzoek dat mensen zich het liefst inzetten voor plekken met een publieke en gezamenlijke betekenis. Een veelgemaakte misvatting bij placemaking is dat het gaat om een bottom-up proces óf een top-down proces. De gebruikers en bewoners van een plek dragen kennis met zich mee over de alledaagse problemen (en successen), terwijl lokale overheden en ontwikkelaars kunnen sturen op lange termijn. Beide heb je dus nodig voor een
succesvolle gebiedsontwikkeling. Je doet er goed aan om deze gedeelde waarde te maximaliseren en daardoor te investeren in de ziel van de plek: dat wat een plek karakter geeft en onderscheidend en uniek maakt.
Vertrekken vanuit de plek, mét de gebruikers
Ondanks dat wij als TML in de afgelopen jaren niet vaak werken voor, of opereren in de openbare ruimte, zijn er in de uitgangspunten van deze theorieën veel parallellen en vooral lessen te trekken met onze eigen praktijk voor de afgelopen en komende jaren. TML vertrekt altijd vanuit het verhaal van de plek, gebruikers kunnen we daar in de aankomende jaren een grotere rol in laten spelen.
Een mooi voorbeeld van een waardevol erfgoedcreatieproces dat wij begeleidden, vond plaats in de Zwinstreek, in België en Nederland. Samen met lokale overheden, partners en ondernemers is nagedacht over de kernwaarden, verhaallijnen, positionering en de ambitie van en voor de streek. Het is een zeer divers gebied in zowel verschijningsvorm en gebruikers, gelegen in twee landen en bestaande uit meerdere gemeenten en provincies. In de dorpen en steden, maar ook
daarbuiten, worden door middel van musea, bezoekerscentra, signing, architectuur, programmering en andere middelen, talloze verhalen verteld over de streek. Toch bestaat er geen coherent beeld over de Zwinstreek in het hoofd van de gebruiker, terwijl die wens er wel is.
Waar willen de mensen van de streek zich samen hard voor maken, en hoe? Die vraag stond centraal in een bijna twee jaar durend traject. De transformaties, functieveranderingen en betekenisverschuivingen die het verhaal van de plek zichtbaar maakt, vormen de lange lijnen van de streek door de tijd heen. Door gebruikers van de streek deze samen te laten vatten in kernachtige begrippen, krijgen de collectieve waarden vorm. Vanuit verhaallijnen stelden we samen met de gebruikers en ondernemers korte en lange termijn projecten op voor de belangrijkste doelgroepen en stakeholders om daadwerkelijk uiting te geven aan de ambities voor de streek. Concrete doelstellingen helpen om die ambities de aankomende jaren te bereiken.
Tot slot
Kernwaarden en verhaallijnen kunnen dienen als sterke ankerpunten in een continu veranderende omgeving. Het formuleren van dergelijke kernwaarden is van strategisch belang: gemeenschappelijke waarden openen nieuwe deuren voor het creëren van een betekenisvolle toekomstvisie van een plek of gebied, die weer ruimte biedt voor meerdere perspectieven. Ruimte bieden aan multiperspectiviteit vergroot bijvoorbeeld het besef dat er andere mensen zijn (geweest) met andere opvattingen, en dat de huidige realiteit de uitkomst is van meerdere mogelijkheden. Ten tweede bevordert dit proces zelfreflectie: het kunnen identificeren en verwoorden van verschillende perspectieven verdiept kennis en inzichten, en biedt inzicht in de complexe werkelijkheid (Boxtel en Grever 2014: 42, 43, 99). Zo wordt iedereen die verbonden is aan de plek betrokken, uitgedaagd en versterkt om de plek (mede) vorm te geven. Dat levert niet alleen meerwaarde op sociaal-cultureel vlak, maar ook op economisch en ruimtelijk vlak.
De les die TML hierin voornamelijk geleerd heeft, is dat het niet zozeer gaat om een eenmalige of tijdelijke investering, maar dat je aanjager kunt zijn van een lang (en complex) proces. Dat loont en creëert draagvlak, hoe cliché het misschien ook klinkt. We hoeven het ook niet per se placemaking of dynamisch erfgoed te noemen. ‘Heritage-making’ dekt voor mij de lading van deze les: waarde die tot stand komt in een maatschappelijke dynamiek, zodat een plek duurzaam wordt vormgegeven. Ga uit van het verhaal van de plek, maar werk daarin ook samen met de gebruiker en de bewoner door hen bij te laten dragen aan dat verhaal. Het verhaal van een plek is namelijk nooit ‘af’ en wordt constant aangevuld. Daar horen de verhalen van nu, van de gebruiker, dus ook bij. In plaats van een top-down en karakterloos marketingproduct, kan erfgoed zo juist worden ingezet als waardevolle bouwsteen bij gebiedsontwikkelingen. Dat maakt een plek niet alleen beter, maar ook meer omvattend, onderscheidend en bovenal geliefd.
Literatuur
Boxtel, C. Van & Grever, M. (2014): Verlangen naar tastbaar verleden. Erfgoed, onderwijs en historisch besef, p. 42, 43, 99.
Dibbits, H., Elpers, S., Margry, P. J., Zeijden, A. van der (2011): Immaterieel erfgoed en volkscultuur. Almanak bij een actueel debat, p. 25.
Frijhoff, W. (2007): Dynamisch erfgoed, p. 8-9.
Frijhoff, W. (2007): Dynamisch erfgoed, of: Heeft de cultuurgeschiedenis toekomst? Afscheidsrede Vrije Universiteit Amsterdam, p. 7, 19.
Knoop, R. (2018): interview door Hopstaken, L. & Lindhout, I., Reinwardt Academie Amsterdam.
Kolen, J.C.A. (2007): De biografie van het landschap. Naar een nieuwe benadering van het erfgoed van stad en land, p. 16-18.
Ouburg, J. (2019): Essay: Tabula Scripta, in a+u Architecture and Urbanism 20:01_592. SuperNormal Architecture in the Netherlands 2010-2020, p. 62-67.
Project for Public Spaces (2007): What is Placemaking?
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2014): Karakterschetsen. Nationale Onderzoeksagenda Erfgoed en Ruimte Deel 1, p. 14.
Schwarz, M. (2016): Placemaking – From space to place in Straatwaarden Atelier #1: Placemaking.
Timmermans, W., Goorbergh, F. van den, Slijkhuis, J., Cilliers, J. (2013): Planning by Surprise, Het verhaal van de plek, placemaking en storytelling, p. 32.